De lange geschiedenis van de Griekse taal
Kosmas Navrouzoglou
Docent Griekse taal, cultuur en geschiedenis
Het is niet makkelijk de verschillende periodes van de Griekse taal te onderscheiden, vooral omdat deze taal voor duizenden jaren ononderbroken gesproken en geschreven wordt. Er kan dus ook geen sprake zijn van precisie tijdens het proces van bepalen wanneer een periode begint en eindigt.
De overgang bijvoorbeeld van het klassieke Grieks naar het Koine Grieks (300 v.C. – 300 n. C.) kan geplaatst worden in de jaren van Alexander de Grote. Toen was de periode waarin het Attische dialect (Atheens), al gevestigd vanaf de 5de eeuw als de formele taal van de Macedonische Staat (Noord Griekenland), wordt omgeven met het prestige en de macht van het keizerrijk van Alexander de Grote, zich verspreid als lingua franca (een taal die als gemeenschappelijk communicatiemiddel wordt gebruikt) en wordt een internationale taal.
Ηet einde van de periode van het Koine Grieks fluctueert tussen 300 n. C. (en met name in 330 n. C. wanneer het hoofdkwartier van de Romeinse rijk naar Constantinopel verplaatst wordt) en in de jaren van de keizer Justinianus in de 6de eeuw, waarin het Grieks de officiële taal van de Byzantijnse Staat wordt verklaard. In deze jaren verschijnen ook de eerste taal veranderingen welke een aanwijzing zijn voor het volgende tijdperk van de taal, het Middeleeuwse.
Even belangrijk is ook het startpunt van de taalgeschiedenis. Normaliter wordt de geschiedenis van een taal bepaald door de geschriften. Dit betekende voor de Griekse taal dat haar geschiedenis ergens begon aan het einde van de 8ste eeuw. Maar nadat de teksten van de Lineair Β konden worden gelezen, gaat de geschiedenis van de taal nog zes hele eeuwen terug en indien ooit de teksten van Lineair A schrift ontcijferd kunnen worden, zal de Griekse taal waarschijnlijk nog drie eeuwen ouder worden.
Als we nu de duur van de verscheidene periodes van de Griekse taal willen bekijken, zien we dat het Middeleeuwse Grieks (6de -18de eeuw) het langste tijdsbestek heeft (12 eeuwen), gevolgd door het Koine Grieks ( 300 v. C. – 6de eeuw n. C) met een lengte van 9 eeuwen. Daarna komen het Oud Grieks (1400 – 300 v. C) met zeven eeuwen en tot slot het Nieuwgrieks de laatste twee eeuwen. Niettemin duidt, taalkundig gezien, dit beeld niet helemaal de waarheid aan. De basale kenmerken van de structuur van het Nieuwgrieks gaan terug naar de tijd van Alexander de Grote en het Koine Grieks en deze taal is volledig uitgegroeid tijdens het Middeleeuwse Grieks (6de – 12de eeuw).
Wegens het ontstaan van de nieuwe staat, kunnen we concluderen dat het beperken van het Nieuwgrieks in de laatste twee eeuwen historisch gezien accuraat is. Maar puur taalkundig gezien, is deze benadering onnauwkeurig omdat we weten dat de beginsels van het Nieuwgrieks terug naar de eerste eeuwen van onze jaartelling gaan.
Derhalve is het refereren aan de periodes van de Griekse taal noodzakelijk, maar dit komt niet altijd overeen met de taalsituatie.
- Από εκτενέστερο άρθρο του Γ. Μπαμπινιώτη για την ελληνική γλώσσα.